Verklarende
begrippenlijst
duurzaam bouwen en verbouwen
Aardwarmte
Zie:
geothermie
Actieve zonne-energie
Energie opwekken door zonnestraling (zonne-energie)
te benutten. De benutting kan zijn voor de opwekking van warmte via
zonnecollectoren, of van elektriciteit via fotovolta•sche cellen in
zonnepanelen (PV-cellen).
Vergelijk: Passieve zonne-energie.
Adaptatie
Algemene betekenis: aanpassing. Adaptatie is een
veel gebruikte term in verband met het veranderende klimaat. Het
betekent het treffen van maatregelen die de nadelige gevolgen van de
klimaatveranderingen reduceren of opheffen, zoals rivieren meer ruimte
geven of meer groen in de steden voor een verkoelend effect.
Afval
Materiaal met een negatieve waarde dat wordt gestort
of verbrand. De grondstof is niet meer beschikbaar voor hergebruik of
materiaalrecycling. Deze term is ook een verzamelwoord voor reststof en
afval samen, oftewel voor alles wat niet (meer) in zijn oorspronkelijke
functie kan worden (her)gebruikt. Zie ook: Bouw-en Sloopafval.
Allergeenarm bouwen
Zo
bouwen dat het gebouw-/woningontwerp weinig
allergenen levert aan het binnenmilieu.
Aquatische toxiciteit
Letterlijk: de 'giftigheid' van het watermilieu.
Soms ook aangeduid als: aquatische ecotoxiciteit. Hiermee wordt bedoeld
dat er in het oppervlaktewater stoffen voorkomen die giftig kunnen zijn
voor organismen die in, op en rond dat water leven. Het milieubeleid
maakt voor toxiciteit onderscheid tussen bodem (terrestrisch), water
(aquatisch) en lucht. Zie ook: MTR.
Aquifer
Watervoerende bodemlaag, doorgaans op 25 ˆ 100 meter
diepte, die als bron of opslagplaats van warmte of koude kan dienen.
Autarkisch gebouw
Een
gebouw dat de eigen benodigde energie opwekt
voorziet en daarnaast voor zover mogelijk een gesloten kringloop van
water en afval kent. Autarkisch = zelfvoorzienend.
B&U
Sector Burger-en Utiliteitsbouw. Meestal gebruikt
ter onderscheid van de GWW-sector.
Balansventilatie
Zie
gebalanceerde ventilatie.
Betongranulaat
Gebroken, steenachtig materiaal uit bouw-en
sloopafval (BSA) dat tenminste 90% beton bevat. Betongranulaat voor
beton moet volgens NEN 5905 voor meer dan 90% bestaan uit gebroken
beton met een volumieke massa (dichtheid) van de droge korrels van
tenminste 2100 kg/m3.
Betonkernactivering
Betonkernactivering is een verwarmings-en/of
koelingssysteem dat gebruik maakt van de gebouwmassa. Het wordt meestal
toegepast in de utiliteitsbouw. In de kern van de betonnen vloer dan
wel het plafond (betonkern) zorgen watervoerende leidingen voor een
constante temperatuur van de omringende massa. Een voorwaarde is dat er
goede uitwisseling van warmte plaatsvindt tussen de gebruiksruimte en
de verwarmde vloer (dan wel het verwarmde plafond). Betonkernactivering
reageert per definitie traag; daarom wordt het systeem soms
gecombineerd met een aanvullende installatie om sneller te kunnen
reageren op wisselende temperaturen.
Biezenveld
Biezenveld of biezenvijver: zie Helofyten.
Bouw-en Sloopafval (BSA)
Bouw-en verpakkingsmaterialen die overblijven bij
het bouwen of vrijkomen bij het slopen. Sinds het stortverbod van
Bouw-en Sloopafval in Nederland zijn deze materialen in feite geen
'afval' meer, maar 'grondstof voor materiaalrecycling'.
BREEAM
BREEAM: BRE Environmental Assessment Method. BREEAM
is een beoordelingsmethode om de milieubelasting van gebouwen te
bepalen. Op basis van een standaard voor een duurzaam gebouw geeft het
aan welk prestatieniveau een gebouw heeft. Het is ontwikkeld door het
Centre for Sustainable Construction van het Britse BRE (Building
Research Establishment) en wordt gebruikt om gebouwen te analyseren en
te verbeteren, zowel voor het ontwerpen van nieuwe gebouwen als het
beoordelen van bestaande gebouwen. BREEAM maakt gebruik van een
kwalitatieve weging; als totaalscore krijgt een gebouw een waardering
als pass, good, very good of excellent.
Broeikaseffect
De
term 'broeikaseffect' betekent in het huidige
spraakgebruik vaak: het versterkte broeikaseffect door een verhoogde
concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer (dampkring). Daardoor
stijgt de gemiddelde temperatuur op aarde en treedt klimaatverandering
op. Het klimaatpanel van de Verenigde Naties, het Intergovernmental
Panel on Climate Change, concludeert dat het verbranden van fossiele
brandstoffen door menselijke activiteiten de belangrijkste oorzaak is
van de toegenomen concentraties broeikasgassen. Het broeikaseffect zelf
is het natuurlijk verschijnsel dat bepaalde gassen in de atmosfeer de
uitstraling van warmte door de aarde afremmen. Zonlicht wordt door het
aardoppervlak geabsorbeerd en omgezet in warmte. Deze warmte wordt voor
een deel naar het heelal teruggestraald. De zogeheten broeikasgassen
remmen die uitstraling af als een glazen broeikas, vandaar de benaming
'broeikaseffect'. Het 'normale' broeikaseffect zorgt ervoor dat de
gemiddelde temperatuur op aarde op circa 15 ¡C ligt. Zonder
broeikaseffect zou de gemiddelde temperatuur rond de -18 ¡ C
liggen. Broeikasgassen zijn daarom essentieel voor het leven op aarde,
maar te hoge concentraties kunnen ernstige klimaatveranderingen
veroorzaken die bedreigend zijn voor datzelfde leven op aarde.
Broeikasgassen
In
het Kyoto-protocol zijn een aantal gassen
aangewezen die een belangrijke bijdrage leveren aan het broeikaseffect:
het (overmatig) vasthouden van zonnewarmte rond de aarde. Deze
zogeheten broeikasgassen zorgen ervoor dat er mogelijkerwijs een
klimaatverandering optreedt. De belangrijkste broeikasgassen zijn
kooldioxide (CO2), methaan (CH4), stikstofoxide/lachgas (N2O) en de
fluorverbindingen HFK, PFK en SF6.
Brundtland-rapport
De
offici‘le titel van dit rapport is 'Our Common
Future' (1987). Het is het verslag van de Wereld Commissie voor Milieu
en Ontwikkeling, ingesteld door de Algemene Vergadering van de
Verenigde Naties in 1983. Het verslag wordt veelal 'Brundtland-rapport'
genoemd naar de voorzitter van de commissie en toenmalig premier van
Noorwegen, mevrouw dr. Gro Harlem Brundtland. Door dit
Brundtland-rapport werd het begrip 'duurzame ontwikkeling' een algemeen
aanvaard principe.
Bypass
(bij HR-ventilatie)
Met
een bypass in een HR-ventilatiesysteem kan
tijdens warme dagen 's nachts relatief koele buitenlucht rechtstreeks
worden binnengevoerd, zonder te worden opgewarmd via de
warmtewisselaar.
C2C
Zie
cradle to cradle.
CCS
Carbon Capture and Storage (CCS): afvang en opslag
van CO2 (als bijdrage aan de klimaatdoelstellingen van de overheid).
Charette
Een
charette is een openbare, interactieve
ontwerpsessie ten behoeve van een wijk of een stad. Bewoners,
ondernemers, ontwerpers en andere direct betrokkenen maken samen een
ontwerp. De ervaringskennis van bewoners/gebruikers krijgt een
volwaardige plaats naast de professionele kennis van politici,
ambtenaren en stedenbouwkundigen.
CO2-emissievrij (gebouw)
Een
gebouw dat nul (geen) CO2 uitstoot. Dit is in de
praktijk nauwelijks haalbaar. Zie ook: CO2-neutraal.
CO2-neutraal (gebouw)
Een
CO2-nautraal gebouw compenseert alle emissies
aan CO2, via voorzieningen in het gebouw of externe voorzieningen.
CO2-reductie
CO2-reductie is het streven om de uitstoot van het
broeikasgas kooldioxide (CO2) te verminderen.
Coefficient
Of Performance (COP)
De
Coefficient Of Performance (COP) is een kengetal
om een warmtepomp mee te beoordelen. Dit getal geeft de verhouding aan
tussen de hoeveelheid (hulp)energie die de warmtepomp nodig heeft voor
het verdampings-en condensatieproces en de hoeveelheid warmte die de
warmtepomp afgeeft. Oftewel: de hoeveelheid warmte die de warmtepomp
afgeeft, gedeeld door de hoeveelheid elektriciteit die de warmtepomp
gebruikt (beide teruggerekend naar dezelfde eenheden). Een COP van 1
betekent dat de warmtepomp net zo veel energie gebruikt als dat hij aan
warmte weer afgeeft. Dat zou natuurlijk geen voordeel opleveren. De
meeste warmtepompen van dit moment hebben een COP tussen 3 en 5. Hoe
hoger de waarde van de COP, hoe hoger het energetisch rendement.
Combiketel
Een
combiketel levert zowel warmte voor
ruimteverwarming als voor warm tapwater. Vanwege minder energiegebruik,
minder NOx-emissie en lagere verbruikskosten heeft een combiketel met
HR-en SV-label de voorkeur (zie HR-ketel).
Cradle to cradle (C2C)
Cradle to Cradle (van wieg tot wieg) is een
ontwerpconcept van architect William McDonough en chemicus Michael
Braungart op basis van eco-effectiviteit. Het principe voor hun
ontwerpen ontlenen McDonough en Braungart aan de werking van
ecosystemen, waarin het ene organisme een functie heeft voor andere
organismen. Hierbij staan kenmerken als samenwerking (symbiose), het
dienen als voedsel en onderlinge verrijking centraal. C2C betekent dat
producten zo moeten zijn ontworpen dat zij na gebruik op een
hoogwaardige manier kunnen worden hergebruikt in een nieuw product, of
een voedende functie moeten hebben (afval is voedsel). McDonough en
Braungart onderscheiden twee soorten bouwstoffen: biologische en
technische. Om bouwstoffen na het afdanken van een product te kunnen
inzetten als voeding voor nieuwe producten of terug te brengen in de
(ecologische) kringloop moet een product bestaan uit zo min mogelijk
componenten. De componenten moeten een bouwstof van een soort zijn
gemaakt (bijvoorbeeld alleen uit een biologische grondstof zoals hout
inclusief de verbindingen of uit een technische bouwstof zoals
polymeer). Voor de gebouwde omgeving betekent C2C dat wijken of
gebouwen een meerwaarde hebben voor de omgeving of een (eco)systeem,
doordat ze meer produceren dan ze gebruiken. Bijvoorbeeld: het
afgevoerde water is schoner dan het toegevoerde water, er wordt meer
energie geleverd uit gebouwen dan er wordt gebruikt, bouwdelen kunnen
na gebruik weer terugkeren in de (biologische of technologische)
kringloop.
Daglichtfactor
Begrip dat gehanteerd wordt voor de beoordeling van
de hoeveelheid daglicht op een werkplek.
DCBA-methode
De
DCBA-of viervarianten-methode deelt
milieumaatregelen in vier verschillende niveaus in, oplopend in
milieuvriendelijkheid. Niveau D: er is er geen aandacht is voor milieu
Niveau C: er is aandacht voor milieu Niveau B: milieuschade beperken
Niveau A: maximale duurzaamheid. De letters DCBA staan voor: De
gebruikelijke bouwpraktijk, Correctie milieuschade, Beperken
milieuschade en Autonome situatie met minimale milieuschade. Met de
DCBA-methode zijn diverse instrumenten ontwikkeld, zowel voor de
woning-, utiliteits-als stedenbouw. Er zijn anno 2009 DCBA-schema's
voorhanden om bij de start van een project de ambities voor
duurzaamheid te bespreken en vast te stellen. Voor de vervolgfasen zijn
digitale DCBA-checklisten voor woning-en utiliteitsbouw beschikbaar.
Deze zijn op besteksniveau uitgewerkt en prestatiegericht. Combinatie
van het werken met DCBA-schema's en andere instrumenten zoals GPR of
GreenCalc+ is goed mogelijk.
Douchewaterwarmteterugwinning
(DWTW)
Bij
douchewaterwarmteterugwinning (DWTW) wordt
warmte van het af te voeren douchewater gebruikt om de aanvoer van
water voor te verwarmen. Bij douchen vindt aanvoer van koud water en de
afvoer van warm rioolwater gelijktijdig plaats. Deze gelijktijdigheid
is noodzakelijk voor deze eenvoudige wijze van warmteterugwinning, die
ook betrekkelijk eenvoudig te reguleren is.
Dove
gevel
Een
geluidwerende gevel, meestal zonder te openen
delen. Soms zijn te openen ramen toegestaan, als ze in gesloten
toestand voldoende geluidwerend zijn. Een dove gevel wordt toegepast
wanneer de geluidbelasting op die gevel hoger is dan de toegestane
ontheffingswaarde. Het bevoegd gezag kan bouwen op die locatie toestaan
onder de voorwaarde dat er bijzondere geluidwerende voorzieningen als
een dove gevel worden getroffen en aan de andere zijde van het gebouw
een aanvaardbaar geluidniveau heerst. De consequentie van een dove
gevel is dat de ruimte aan de buitenzijde van zo'n gevel niet als
‘buitenruimte’ (tuin, terras, balkon) kan worden aangemerkt. Ook
ventilatieopeningen zijn niet toegestaan; ventilatie zal op een andere
wijze moeten worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door gebalanceerde
ventilatie.
DPL
DPL
staat voor Duurzaamheidsprofiel op Locatie. Met
dit model kunnen gemeenten het duurzaamheidsprofiel van een wijk
berekenen en vergelijken met een andere wijken. De sterke en zwakke
punten van een wijk worden zo zichtbaar.
Drie-Stappen-Strategie
Zie
trias ecologica.
Drietraps-strategie waterkwaliteit
Strategie voor de waterkwaliteit in drie trappen:
voorkomen – scheiden – zuiveren. Doel: voorkomen van problemen met de
kwaliteit van water of grondwater. Neem maatregelen in volgorde van
prioriteit. Eerst voorkomen: de stedelijke of landschapsruimte zo
bestemmen, inrichten en gebruiken dat geen vervuiling optreedt naar
grond-en oppervlaktewater. Dan scheiden: als voorkomen niet genoeg is,
worden schone en vuile waterstromen gescheiden gehouden. Tot slot
zuiveren: in laatste instantie moeten verontreinigingen gezuiverd
worden.
Drietraps-strategie waterkwantiteit
Strategie voor de waterhoeveelheid (kwantiteit) in
drie trappen: vasthouden – bergen – afvoeren. Doel: voorkomen van
problemen met de kwantiteit van water of grondwater. Neem maatregelen
in volgorde van prioriteit. Eerst vasthouden: de stedelijke of
landschapsruimte zo bestemmen, inrichten en gebruiken dat water beter
kan worden vastgehouden. Dan bergen: als vasthouden niet genoeg is,
worden maatregelen genomen om water te bergen. Tot slot afvoeren: in
laatste instantie wordt zo nodig water af-of aangevoerd.
Duurzaam-bouwenconvenant
Een
convenant is een afspraak tussen partijen om
zich in te zetten voor een bepaald doel. In het kader van duurzaam
bouwen zijn veel convenanten opgesteld tussen gemeenten en
marktpartijen om op basis van vrijwilligheid en gedeelde
verantwoordelijkheid afspraken te maken over duurzaam bouwen.
DuboCalc
DuboCalc is een duurzaam-bouweninstrument voor
bouwwerken in de Grond-, Weg-en Waterbouw (GWW), ontwikkeld bij
Rijkswaterstaat. Het is een softwaretool voor ontwerpers, adviseurs en
beslissers om milieuprofielen van ontwerpvarianten te kunnen
vergelijken. De methode is gebaseerd op de (gestandaardiseerde)
LCA-methode.
Dubokeur
DUBOkeur is een (commercieel) label voor
bouwproducten met een relatief lage milieubelasting. Het label wordt
uitgegeven door adviesbureau NIBE.
Dutch Green Building Council (DGBC)
De
Dutch Green Building Council is een
onafhankelijke organisatie (stichting zonder winstoogmerk), die een
duurzaamheidslabel aan het ontwikkelen is voor Nederlandse gebouwen en
gebieden. De stichting gaat certificaten verstrekken aan opdrachtgevers
die de mate van duurzaamheid van hun gebouw of gebied hebben laten
beoordelen volgens vooraf gestelde criteria. De council wil gaan
toetsen op basis van BREEAM. De oprichting van de stichting komt voort
uit een toenemende vraag naar toetsing van duurzame ontwikkeling. Niet
alleen binnen Nederland, maar juist ook internationaal.
Duurzaam bedrijventerrein
Een
duurzaam bedrijventerrein is een terrein waar
bedrijven en
overheden systematisch samenwerken aan een optimaal
(bedrijfs)economisch resultaat, minimale milieubelasting en efficient
ruimtegebruik. Twee invalshoeken zijn daarin belangrijk: duurzame
bedrijfsprocessen en duurzame inrichting van een bedrijventerrein. Deze
meerwaarde van een duurzaam bedrijventerrein maakt het mogelijk
economische groei te combineren met een beperking van de druk op het
milieu.
Duurzaam
bouwen
Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en
beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu en is
daarmee een onderdeel van de kwaliteit van deze gebouwde omgeving. Let
wel: er bestaan diverse definities van duurzaam bouwen, die alleen in
detail van elkaar afwijken. Duurzaam bouwen heeft een grotere
reikwijdte dan bij voorbeeld energieneutraal of klimaatneutraal bouwen.
Energiezuinig bouwen is een belangrijk onderdeel van duurzaam bouwen,
maar het gaat ook om een gezond binnenmilieu, materiaalkeuze, het
voorkomen van uitputting van grondstoffen, alsook om verantwoord
watergebruik. En dat niet alleen voor gebouwen, maar ook voor wijken en
steden. En we kijken niet alleen naar de milieu-effecten, maar ook naar
gezondheid en welbevinden van mensen in het interieur en exterieur van
de gebouwde omgeving.
Duurzaam
ondernemen
Het
leveren van concurrerend geprijsde goederen en
diensten, die in de behoeften van de mens voorzien en die kwaliteit aan
het leven geven, waarbij geleidelijk de milieubelasting en het
grondstof-en energieverbruik door de levenscyclus en in de keten
gereduceerd worden tot een niveau dat ten minste in balans is met de
draagkracht van de aarde. (bron: SenterNovem)
Duurzaam
slopen
Zodanig slopen dat onderdelen die geschikt zijn voor
hergebruik als producten worden gedemonteerd (ook strippen of voorsloop
genoemd) en dat overige onderdelen zoveel mogelijk in fracties worden
gescheiden, zodat ze beschikbaar komen voor materiaalrecycling.
Duurzaamheidbarometer
De
duurzaamheidbarometer voor woningcorporaties,
kortweg de duurzaamheidsbarometer (DZB), is een initiatief van
woningcorporaties Haag Wonen, SWZ, Tiwos, Woonbron, Het Oosten en de
Stichting Natuur en Milieu. De initiatiefnemers richtten in 2008 de
Stichting Duurzaamheidbarometer op. De DZB is gericht op het inbrengen
van duurzaamheid op een objectieve en resultaatgerichte manier in de
beleidsvoering van de woningcorporatie. De DZB richt zich op
voorraadniveau en brengt het effect van beleid over een tijdsperiode in
beeld. De DZB is minder geschikt als hulpmiddel bij het duurzaam
(ver)bouwen van gebouwen en complexen; daarvoor zijn
dubo-rekeninstrumenten beter geschikt.
Duurzame energie (DE)
Duurzame energie is opgewekt uit bronnen die niet op
kunnen raken. Met name fossiele bronnen zoals olie, steenkool, en gas
zijn uitputbaar (raken op). Onuitputbare energiebronnen zijn:
zonne-energie, windenergie, waterkracht, aardwarmte, getijdenstromen,
biomassa en golfenergie. In sommige literatuur wordt voor duurzame
energie een beperktere definitie gehanteerd, namelijk energie uit
bronnen die niet op kunnen raken Žn niet vervuilen.
Duurzame
ontwikkeling
Een
duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die
voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder daarmee voor
toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in
hun behoeften te voorzien (bron: Brundtland, VN-conferentie 1987.
Rapport 'Our common future').
Duurzame
stedenbouw
Duurzame stedenbouw is een vorm van stedenbouw die
in alle stadia van het planproces kansen en mogelijkheden benut om een
hoge ruimtelijke kwaliteit in combinatie met een lage milieubelasting
tot stand te brengen. En die beide in de tijd weet te handhaven, zodat
ook toekomstige generaties daar in delen.
Ecologisch bouwen
De
term 'ecologisch' heeft vaak de betekenis: ‘met
respect voor het natuurlijk evenwicht’. Bij ecologisch bouwen wordt met
name gekeken naar de ecologie van het bouwen en het materiaalgebruik.
Daarbij spelen factoren een rol als de voorraad van de grondstof, de
(mogelijke) gevolgen van de winning voor het milieu en mogelijkheden
voor het terugbrengen in de natuurlijke kringloop van dat materiaal.
Deze benadering mondt uit in het zoveel mogelijk toepassen van
technieken die voorzien in zelfvoorzienend wonen, leven en werken.
Belangrijke aspecten zijn het gebruik van 'natuurlijke' of vernieuwbare
grondstoffen, duurzame energie, gesloten watersystemen en dergelijke.
Emissiehandel
Het
verkopen of kopen van rechten voor de uitstoot
van broeikasgassen. Landen of bedrijven die moeten voldoen aan hun
doelstellingen ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen
(zoals vastgelegd in het verdrag van Kyoto), mogen een deel van hun
reductieverplichting behalen door maatregelen in het buitenland. Het
inkopen van emissie(uitstoot)rechten uit andere landen is een van de
manieren om dat te doen.
Energie Index (EI)
De
Energie Index (EI) is een begrip uit de
berekening van het Energie Prestatie Advies (EPA). Een EPA wordt
gegeven door een EPA-adviseur. Hij/zij berekent de energiekwaliteit van
een bestaande woning of wooncomplex aan de hand van een Energie Index.
Dit indexgetal maakt een vergelijking mogelijk van de energiekwaliteit
tussen woningen van hetzelfde type. De EI is niet hetzelfde als de EPC:
zowel de EI als de EPC zeggen iets over de energieprestatie van een
gebouw, onafhankelijk van het bewonersgedrag en de grootte van het
gebouw. Ze zijn echter niet uitwisselbaar en ook niet naar elkaar om te
zetten. De EPC-berekening is ontwikkeld voor de nieuwbouw, de
EI-berekening is ontwikkeld voor de bestaande bouw. Beide formules
wijken van elkaar af. Energie Index wordt soms ook geschreven als
energieindex.
Energielabel (gebouw)
Energielabel: de korte benaming voor het
'energieprestatiecertificaat voor woningen en gebouwen'. Het
energielabel geeft aan in welke klasse van energieverbruik een bouwwerk
valt.
Energieneutraal
Een
situatie waarbij over een jaar gemeten het
energiegebruik van een gebouwd object (woning/gebouw/wijk/kunstwerk
e.d.) tenminste nul is: er wordt niet mŽŽr energie uit het gas-en
elektriciteitsnet betrokken
Een situatie waarbij
over een jaar gemeten het energiegebruik van een
gebouwd object (woning/gebouw/wijk/kunstwerk e.d.) tenminste nul is: er
wordt niet mŽŽr energie uit het gas-en elektriciteitsnet betrokken dan
er vanuit duurzame bronnen aan wordt toegeleverd.
Energiepaal
Heipaal met ingebouwde warmtewisselaars, waarbij de
bodem als energiebron en als energieopslagmedium wordt gebruikt. In de
heipaal is een gesloten watercircuit opgenomen dat de temperatuur van
de bodem overdraagt aan de verwarmingsinstallatie in het gebouw
(woning); of andersom: overtollige warmte uit het gebouw wordt
afgestaan aan (= opgeslagen in) de bodem.
Energieprestatienorm gebouwen (EPG)
De
EPG is een genormeerde methode om de
energieprestatie van gebouwen, zowel bestaand als nieuwbouw en zowel
woningbouw als utiliteitsbouw, te berekenen. Het wordt de opvolger van
de huidige EPN en zal aansluiten op de Europese norm EPBD.
Overige
verschillen tussen de EPG en de EPN zijn in vogelvlucht:
•de EPG
benadert het warmteverlies door ventilatie op een geheel andere manier,
•de EPG maakt gebruik
van een nieuw referentieklimaat,
•de EPG berekent
koeling vanuit een forfaitaire benadering,
•de EPG bevat nu ook
rekenregels voor enkele nieuwe technieken, zoals
douchewaterwarmteterugwinning (DWTW),
•de EPG bevat een
gebouwschilindicator (informatieve waarde).
Naar verwachting zal
'NEN
7120 -Energieprestatie van gebouwen -Bepalingsmethode' (nu nog
ontwerpnorm 2009) in januari 2011 van kracht worden.
Energieprestatie op locatie (EPL)
Een
maat die het berekende verbruik aan fossiele
brandstoffen van een wijk aangeeft in relatie tot een
referentiegebruik. Een EPL kan zowel voor nieuwbouw-als voor bestaande
wijken worden berekend. De EPL wordt uitgedrukt in een (rapport)cijfer
van 1 tot 10. De hoogte van de EPL-score wordt bepaald door drie
factoren: •het verbruik op gebouwniveau •de keuze van de energiedrager
(gas, elektriciteit of warmte) •de wijze van productie van de
energiedrager (effici‘ntie van de energievoorziening). Een EPL-score
van 10 geeft aan dat in een wijk netto geen fossiele brandstoffen
worden gebruikt. Dit kan bereikt worden door een effici‘nte
energievoorziening, een hoge mate van isolatie van de gebouwen en/of
het gebruik van veel duurzame energie. Vanaf het jaar 2000 moet
tenminste een EPL van 6 worden gerealiseerd. Dit cijfer 6 is al
haalbaar wanneer woningen worden gebouwd met een EPC van 1,0 bij
toepassing van individuele gasverwarming en een normale
elektriciteitsvoorziening. De aanscherping van de EPC per 1 januari
2006 naar 0,8 heeft tot gevolg dat een nieuwe woonwijk een EPL heeft
van 6,6.
Energieprestatie-eis
De
eis die het Bouwbesluit stelt aan de
energie-effici‘ntie van een woning of een utiliteitsgebouw, uitgedrukt
in een maximaal toelaatbare energieprestatieco‘ffici‘nt (EPC).
Energieprestatieadvies (EPA)
EPA
staat voor EnergiePrestatieAdvies. Een EPA is
een maatwerkadvies voor energiebesparingsmaatregelen aan bestaande
woningen, woongebouwen en utiliteitsgebouwen.
EPA staat voor
EnergiePrestatieAdvies. Een EPA is
een maatwerkadvies voor energiebesparingsmaatregelen aan bestaande
woningen, woongebouwen en utiliteitsgebouwen. Het advies wordt
aangevraagd bij een EPA-adviseur. Eerst stelt de EPA-adviseur het
energiegebruik van de woning/gebouw vast. Vervolgens bepaalt hij/zij
welke energiebesparende maatregelen mogelijk zijn, bijvoorbeeld: extra
isolatie, isolerende beglazing of een nieuwe hoogrendements(HR)ketel.
Daarnaast kan de adviseur voorrekenen wat de kosten zijn en hoeveel
energie er op termijn wordt bespaard.
Energieprestatieco‘ffici‘nt (EPC)
Theoretisch berekend energieverbruik van een gebouw
aan de hand van een genormeerde berekening, waarbij rekening wordt
gehouden met het energieverbruik voor verwarming (isolatie en
ventilatie), koeling, bevochtiging, ventilatoren, pompen, warm
tapwater, verlichting bij een bepaald gebruikersgedrag. Deze EPC-waarde
is een dimensieloos getal en is een maat voor de energie-effici‘ntie
van een gebouw. Hoe lager het getal, hoe energiezuiniger het ontwerp.
Energieprestatiekeur (EPK)
Stichting Energie Prestatie Keur (EPK): een
onafhankelijke organisatie die het gebruik van energiezuinige, schone
en doelmatige verwarmingstoestellen, warmwatertoestellen en andere
duurzame-energie-installatieproducten stimuleert.
Energieprestatienorm (EPN)
De
genormeerde methode om de
energieprestatieco‘ffici‘nt (EPC) te bepalen. De toegestane hoogte van
de EPC bij nieuwbouw is vastgelegd in het Bouwbesluit.
Energietransitie
Energietransitie is een initiatief van de
rijksoverheid dat een structurele verandering naar een duurzame
energiehuishouding voorstaat. Waar het lopende energiebeleid zich richt
op het behalen van doelstellingen in het jaar 2010, is het
Transitiebeleid juist gericht op de periode daarna. Het is de ambitie
van de rijksoverheid dat Nederland in 2020 ŽŽn van de duurzaamste
landen van Europa is. Het uiteindelijke doel van Energietransitie is
een geheel duurzame energievoorziening in 2050 in Nederland. Energie is
dan schoon, voor iedereen betaalbaar en wordt continu geleverd.
Energy Performance Building Directive (EPBD)
De
EPBD is de Europese Richtlijn energieprestatie
van gebouwen. Deze Richtlijn moet leiden tot betere energieprestaties
van de gebouwen in de Europese Gemeenschap. Centraal staat het
energieprestatiecertificaat of energielabel (gebouw), dat net als de
energiestickers op wasmachines en koelkasten aangeeft in welke klasse
van energieverbruik het bouwwerk valt. De EPBD stelt dat alle nieuwe
gebouwen moeten beschikken over een energieprestatiecertificaat. Deze
verplichting is op 1 januari 2008 ingegaan. Voor bestaande gebouwen
geldt deze verplichting op transactiemomenten (renovatie gebouwen >
1000 m2, verkoop of verhuur).
EPA
Zie
Energieprestatieadvies.
EPBD
Zie
Energy Performance Building Directive
EPG
Zie
Energieprestatie gebouwen.
EPK
Zie
Energieprestatiekeur
EPL
Zie
Energieprestatie op locatie.
EPN
Zie
Energieprestatienorm.
Exergiewoning
De
exergiewoning of het exergiehuis is een concept
dat een lage CO2-emissie bereikt door -eenvoudig gezegd -het benutten
van de energiestroom die het meest geschikt is voor zijn functie, en
door het benutten van energiestromen die anders zouden weglekken. Met
andere woorden: hoogwaardige energie (bijvoorbeeld elektriciteit)
inzetten waar dat nodig is (bijv. voor apparatuur) en laagwaardige
energie (bijvoorbeeld warmte van 35¡ C) waar dat volstaat (bijv.
voor ruimteverwarming), of van warmte uit ventilatielucht of afvalwater
benutten.
Fotovolta•sche cellen
Fotovolta•sche cellen of panelen; ook wel
zonne-panelen genoemd. De afkorting PV is afkomstig van het engelse
Photo Voltaic. PV-cellen kunnen door het fotovolta•sche principe uit
(zon)licht elektriciteit genereren: zonnestroom. Een PV-cel werkt zowel
op direct licht als diffuus licht. Anders dan bij zonnecollectoren
heeft schaduw onevenredig grote gevolgen. Wanneer een cel minder licht
ontvangt, neemt de productie van elektriciteit aanzienlijk af.
Bovendien wordt een beschaduwde cel extra warm, waardoor de levensduur
wordt bekort. Goede ventilatie van PV-cellen (koel houden) bevordert
een goede opbrengst.
Gebalanceerde ventilatie
Mechanisch ventilatiesysteem (in woningen), dat
mechanisch verse buitenlucht aanzuigt en binnenlucht afzuigt. De
hoeveelheid afgezogen lucht is gelijk aan de hoeveelheid ingeblazen
lucht. Dit systeem wordt vrijwel altijd gecombineerd met
warmteterugwinning.
Gebouworiéntatie
Woningen en andere gebouwen zo ori‘nteren dat ze
zonne-energie optimaal benut (actief en/of passief).
Geothermie
Geothermie maakt gebruik van warmte in de aarde
(aardwarmte). Deze warmte ontstaat in de kern van de aarde door
natuurlijk radioactief verval. De warmte kan gebruikt worden voor
verwarming van woningen, utiliteitsgebouwen of kassen en ook voor
elektriciteitsopwekking. Het warme water wordt gewonnen uit
watervoerende lagen in de ondergrond. Per kilometer diepte stijgt de
temperatuur met 30 ¡C. Op 1 tot 4 kilometer diepte is die
temperatuur opgelopen tussen 40 en 130 ¡C. Daarom wordt wel
gesproken van 'diepe geothermie' (in tegenstelling tot ondiepe
aardwarmte, waarbij warmtepompen nodig zijn). Voor het winnen van diepe
aardwarmte is alleen pompenergie nodig om het water op te pompen; het
afgekoelde water wordt teruggevoerd in de bodem. Geothermie wordt in de
ons omringende landen als Duitsland en Frankrijk veelvuldig toegepast.
In Nederland is geothermie nog weinig toegepast. De oorzaak van dit
verschil is niet duidelijk. Vanaf medio 2006 wordt actief gewerkt aan
de realisatie en voorbereiding van een aantal geothermieprojecten in
Nederland.
Gezondheidseffectscreening
(GES)
GGD's
en milieudeskundigen gebruiken een GES om de
gezondheidseffecten te meten van bouwplannen op wijk-of buurtniveau. De
uitkomsten van een GES kunnen ertoe leiden dat bouwplannen, hoewel ze
officieel binnen de wettelijke regels blijven, gewijzigd worden omdat
dit beter is voor de gezondheid van de toekomstige gebruikers.
GPR
Gebouw
GPR
Gebouw is een dubo-instrument, oorspronkelijk
ontwikkeld door gemeente Tilburg als Gemeentelijke Praktijk Richtlijn
voor duurzaam bouwen. Thans is GPR Gebouw een zelfstandig instrument,
ontwikkeld door gemeente Tilburg en W/E Adviseurs. Gemeenten kunnen een
licentie voor gebruik kopen; ontwikkelaars en architecten kunnen een
sublicentie via de gemeente krijgen. Het instrument zet ontwerpgegevens
van woningen, kantoren en scholen om naar prestaties op het gebied van
kwaliteit en duurzaamheid. Het is geschikt om prestatiegericht ambities
te formuleren, biedt flexibiliteit bij het ontwerp en geeft
duidelijkheid bij het toetsen van projecten.
GreenCalc+
GreenCalc+ is een instrument om de milieubelasting
van een woning, gebouw of een wijk meetbaar en vergelijkbaar te maken.
De duurzaamheid van een woning, school, kantoorgebouw, winkel,
gezondheidscentrum of wijk wordt in GreenCalc+ uitgedrukt in ŽŽn getal,
de milieu-index. Hierbij wordt het gebouw of de wijk beoordeeld op de
aspecten energiegebruik, watergebruik, materiaalgebruik en mobiliteit.
De milieu-index kan lopen van 100 tot meer dan 2000; hoe hoger het
getal, hoe beter. Aanvankelijk was GreenCalc ontwikkeld voor
kantoorgebouwen; bij de ontwikkeling van GreenCalc+ is GreenCalc ook
geschikt gemaakt is voor het beoordelen van woningen. GreenCalc+ kan
worden ingezet tijdens de initiatief, ontwerp/bestek en gebruiksfase.
GreenCalc+ genereert gegevens op diverse niveau's (bouwproducten,
bouwdelen, wijken, energie, water, mobiliteit etc. Resultaten worden
uitgedrukt in verborgen milieukosten (in euro's).
Grijs
water
Licht
verontreinigd afvalwater afkomstig van bad,
douche, wastafel en eventueel wasmachine. Dit water is verontreinigd
met zeepresten,
waardoor het na enige
tijd grijs van kleur wordt, in
tegenstelling tot zwart water. Grijs water moet (locaal) gezuiverd
worden en is dan te gebruiken voor toiletspoeling,
schoonmaakwerkzaamheden en in de tuin.
Grindkoffer
Een
hoeveelheid grind, ingegraven in de grond, die
ervoor zorgt dat hemelwater wordt ge•nfiltreerd zonder dat de bodem
dichtslibt. Om te voorkomen dat zand en gronddeeltjes tussen het grind
komen dient een filterdoek rondom het grindpakket te worden
aangebracht. Een grindkoffer kan op kleine schaal of op grotere schaal
(bijvoorbeeld in een wadi) worden toegepast.
Groen
Beleggen
Het
overheidsprogramma Groen Beleggen stimuleert
investeringen in projecten die onder de Regeling Groenprojecten vallen
en die in het belang zijn van de bescherming van het milieu, waaronder
natuur en bos, maar ook projecten in de gebouwde omgeving. Voor Groen
Beleggen kunnen particulieren terecht bij commerci‘le banken die
beschikken over een groen beleggingsfonds of bij een groene
kredietinstelling.
Groen
gas
Verzamelterm voor: •opgewerkt biogas (vergisting van
biomassa) •SNG (synthetic natural gas = vergassing van houtachtige
biomassa) •stortgas (van vuilstortplaatsen), met dusdanige kwaliteiten
dat het geschikt is als vervanger van aardgas.
Groene
financiering,
groenfinanciering, groene hypotheek
Groenfinanciering houdt in het tegen een lagere
rente financieren van (een deel van) de hypotheek of andere lening van
een duurzaam nieuwbouwproject of een duurzaam renovatieproject. Om een
groene financiering te kunnen krijgen, moet het te financieren project
een groenverklaring (in het kader van de Regeling Groenprojecten)
hebben.
Groene
investering
Investeerders die in projecten willen investeren die
een groenverklaring hebben verkregen (groene investering) kunnen onder
voorwaarden subsidie krijgen of een financiering tegen lage rente.
Groenfondsen
Spaar-of beleggingsfondsen die door de Regeling
Groenfondsen zijn erkend om het predikaat Groenfonds te mogen dragen.
De Groenfondsen beleggen in milieuvriendelijke projecten. De rente of
het dividend dat deelnemers in Groenfondsen over hun belegging
ontvangen is volledig vrijgesteld van belastingheffing. Daardoor kunnen
de Groenfondsen leningen aanbieden tegen een lagere rente dan de
marktrente. (Niet te verwarren met: Nationaal Groenfonds.)
Groenverklaring
Een verklaring die is afgegeven op
grond van de Regeling Groenprojecten van het ministerie van VROM dat
een concreet project een 'Groenproject' is. Groenverklaringen worden
afgegeven wanneer het gaat om milieuvriendelijke projecten, waaronder:
duurzame energie, duurzame woningbouw en renovatie,
fietspadinfrastructuur, bodemsanering, biologische landbouw, Groen
Label kassen en natuur. De groenverklaring blijft voor de meeste
projecten 10 jaar geldig; voor natuurprojecten maximaal 30 jaar.
GWW
Sector Grond-, weg-en waterbouw. Meestal gebruikt
ter onderscheid van de U-sector.
Helofyten
Een helofyt is een moerasplant die in de
waterbodem wortelt, maar met de stengel en bladeren boven het water
uitsteekt. Bekende voorbeelden zijn riet, lisdodde, diverse soorten
biezen en gele en blauwe lissen. Deze planten zijn uitstekend geschikt
om water te zuiveren. De planten nemen zuurstof op uit de lucht en
transporteren deze naar de wortels.
Helofyten
Een
helofyt is een moerasplant die in de
waterbodem wortelt, maar met de stengel en bladeren boven het water
uitsteekt. Bekende voorbeelden zijn riet, lisdodde, diverse soorten
biezen en gele en blauwe lissen. Deze planten zijn uitstekend geschikt
om water te zuiveren. De planten nemen zuurstof op uit de lucht en
transporteren deze naar de wortels. Rond de wortels ontstaan zo
zuurstofrijke gebieden, waar zich grote hoeveelheden zuurstof-minnende
bacteri‘n vestigen. Het zijn deze bacteri‘n die zorgen voor het
afbreken van organische stoffen waardoor het water gezuiverd wordt. Een
bed met helofyten, gevoed met te zuiveren water, wordt wel een
helofytenfilter genoemd.
Hergebruik
Het
als product of als materiaal opnieuw gebruiken
of het nuttig toepassen van een reststof. Nuttige toepassing is: het
gebruiken van reststoffen of daaruit gescheiden of bereide componenten
in een andere, nuttige, functie dan waarvoor ze oorspronkelijk waren
bestemd. Een product kan worden hergebruikt in dezelfde of een
soortgelijke functie. Ook kan het materiaal waaruit het product bestaat
worden hergebruikt.
Hergebruikgarantie
Garantie van de fabrikant dat zijn product na de
gebruiksfase via een inzamelsysteemwordt hergebruikt. Hergebruik kan
alleen gegarandeerd worden als een inzamelsysteem is opgezet en ook
functioneert.
Hoge
Temperatuurkoeling (HTK)
Vorm
van koeling waarbij voor het koelmedium een
hogere temperatuur wordt gehanteerd dan gebruikelijk (hoger dan of
gelijk aan 16 ¡C). (Bron: Begrippenlijst van het Basiswerk
Duurzaam en Gezond Bouwen ) Deze vorm van koeling wordt vaak toegepast
bij installaties met een warmtepomp en LTV: wanneer koeling gewenst is
laat men water van ca. 18 ¡C door het LTV-systeem lopen dat de
wamte uit de ruimte opneemt en via de warmtewisselaar van de warmtepomp
overdraagt aan koel grondwater. HTK wordt ook wel 'vrije koeling' of
'passieve koeling' genoemd, omdat er geen geforceerde koeling wordt
toegepast, zoals in een airco, die meer energie gebruikt.
Hot-fill
systeem
Het
vullen van een (af)wasmachine met warm water dat
afkomstig is van een niet-elektrischwarmwatertoestel. Doordat de
opwarming van het water nu met gas of zonne-energie gebeurt in plaats
van elektriciteit, gebeurt dit met een hoger rendement (gas) of deels
met duurzame energie (zon). Dit vertaalt zich in een lager
energiegebruik, lagere uitstoot broeikasgassen, een financieel voordeel
en kortere wastijden, omdat er geen koud maar direct warm water in de
machine komt. Er zijn twee systemen: het volledige hot-fillsysteem,
waarbij een gewone wasmachine (met ŽŽn wateraansluiting) op de
warmwaterleiding wordt aangesloten. Het energievoordeel van hot-fill
wordt hierbij niet optimaal benut, want daarvoor moet een was-of
afwasmachine een aansluiting hebben op een koude Žn een
warmwaterleiding. het gedeeltelijke hot-fillsysteem maakt wel optimaal
gebruik van de mogelijke energiebesparing, en hier wordt een wasmachine
gebruikt met twee aansluitingen.
Hout,
duurzaam geproduceerd
Bij
duurzaam geproduceerd hout gaat het om hout en
houtproducten
afkomstig uit duurzaam beheerde bossen die voldoen aan de minimum-eisen
van de Nederlandse overheid. Dit kan worden aangetoond door het FSC
keurmerk en andere keurmerken in de markt die voldoen aan de eisen.
HR-ventilatie
Hoog
Rendement ventilatie of: gebalanceerde
ventilatie met warmteterugwinning (WTW). Mechanisch ventilatiesysteem,
waarbij de verse buitenlucht wordt voorverwarmd door de afgezogen
binnenlucht, zodanig dat er voldoende verse lucht wordt ingeblazen en
er een minimum aan warmteverlies optreedt. Moderne installaties halen
een rendement van 90 -97%. Natuurlijke ventilatie wordt bij dit systeem
bewust vermeden om de woning of het gebouw optimaal luchtdicht te
maken, zonder dat dit ten koste gaat van een goede ventilatie.
HR++ glas
Hoog-Rendement glas (HR glas) voldoet aan een
U-waarde van 1,6 W/m2 K (voor HR+ glas) en 1,2 (voor HR++ glas).
Hoog-Rendement glas bestaat evenals traditionele isolerende beglazing,
uit twee of zelfs drie ruiten met daartussen een spouw. Door het
aanbrengen van een coating op ŽŽn van de ruiten en de spouw te vullen
met gas heeft dit type beglazing een veel betere isolatiewaarde dan
gewoon dubbelglas.
HR-ketel
Hoog-rendement (HR-) cv-of combiketel. Bij een
HR-ketel zorgt een extra warmtewisselaar er voor dat de waterdamp in de
verbrandingsgassen condenseert, waarbij extra warmte vrijkomt.
HR-ketels zijn voorzien van het gaskeur HR-label en er zijn drie
klassen (HR100, HR 104 en HR 107). Hoe hoger het getal, hoe hoger het
rendement van de ketel; zie ook Rendement (van een ketel).
Huishoudwater
Definitie volgens het gewijzigde Waterleidingbesluit
van 9 januari 2001: "Huishoudwater is leidingwater dat uitsluitend
bestemd is voor toiletspoeling, gebruik in de wasmachine of het
besproeien van de tuin." Het is water van secundaire kwaliteit.
Huishoudwater kan door een waterleidingbedrijf worden aangeboden in een
afzonderlijk waterleidingnet en gescheiden van het drinkwater." Sinds
2003 is grootschalige levering van huishoudwater in Nederland niet
toegestaan.
Hybride
ventilatiesysteem
Ventilatiesysteem dat natuurlijke en mechanische
ventilatie combineert, om met een zo laag mogelijk energiegebruik een
goed binnenklimaat te realiseren. Er wordt onderzoek gedaan naar een
dergelijk ventilatiesysteem, waarbij de ventilatiebehoefte
geautomatiseerd wordt bepaald, afhankelijk van de bezettingsgraad en
vraaggestuurd op basis van het CO2-gehalte van de binnenlucht.
IFD
Industrieel, Flexibel en Demontabel bouwen.
IFD-bouwen stimuleert het op vernieuwende wijze toepassen van
industrieel ontwikkelde en geproduceerde bouwcomponenten in nieuwe en
te verbeteren woningen, utiliteitsgebouwen en constructies.
Demonteerbaarheid en flexibiliteit maken het mogelijk om hetzelfde
gebouw langer te gebruiken, met verschillende gebruikers.
Standaardisering draagt bij aan het effici‘nt omgaan met
bouwmaterialen, niet alleen bij fabricage maar ook bij later
hergebruik. IFD-bouwen draagt rechtstreeks bij aan de realisatie van de
doelstellingen om zuiniger om te gaan met primaire grondstoffen en
bevordert hergebruik.
Immobilisatie
Immobiliseren is een bewerking waarbij de
eigenschappen van een afvalstof zodanig wijzigen, dat de verspreiding
van milieuverontreinigende stoffen wordt beperkt. Zo worden
afvalstoffen geschikt gemaakt voor hergebruik.
Infiltratiekrat
Een
in de grond ingegraven kunststof krat, waarop de
afvoer van hemelwater, afkomstig van terrein of gebouw, wordt
aangesloten. De infiltratiekrat zorgt ervoor dat het hemelwater wordt
ge•nfiltreerd zonder dat de bodem dichtslibt. Om te voorkomen dat zand
en gronddeeltjes in de krat komen wordt een filterdoek aangebracht.
Infiltratiekratten kunnen naar behoefte op zichzelf staand of
geschakeld worden toegepast. Zie ook grindkoffer.
Ketenbeheer
Het
ketenbeheer richt zich op de kringloop van
grondstoffen voor het bouwen. Het gaat daarbij om: •kringlopen van
grondstoffengebruik zoveel mogelijk te sluiten door vermindering van
het gebruik van eindige stoffen, gebruik van vernieuwbare grondstoffen
en gebruik van secundaire grondstoffen; •beperken van de afvalstromen
door vermindering van het afvalvolume, scheiden van afvalstromen en
hergebruik van bouw-en sloopafval; •verminderen van rest-emissies bij
de materiaalproductie en het bouwproces.
Klimaatgevel
'Actieve' gevel die op een slimme manier gebruikt
maakt van daglicht, zonnewarmte en luchtverversing om het binnenklimaat
te beheersen. Een klimaatgevel bestaat uit een buitenblad (dubbele
beglazing) en een beweegbaar binnenblad (enkel glas), gescheiden door
een spouw. In de spouw hangt zonwering. Via de spouw wordt de
vertreklucht afgezogen, zodat de warmte-ontwikkeling als gevolg van de
zonnestraling beperkt blijft. In koude perioden wordt de toevoerlucht
voorverwarmd door middel van warmteterugwinning uit de afvoerlucht. De
luchtstroom verhoogt de temperatuur van het binnenblad waardoor een
prettig comfort in de nabijheid van de gevel wordt bereikt. Een
klimaatgevel moet niet verward worden met een 'tweede-huid gevel'.
Klimaatneutraal
Term
die de laatste tijd veel wordt gebruikt om aan
te geven dat bepaalde activiteiten geen negatief effect hebben op het
klimaat, waarmee men wil zeggen: geen CO2-emissie. Te bereiken door
sterke reductie en door compensatie (boomaanplant) van CO2-uitstoot.
Steden als Amsterdam en Rotterdam hebben aangegeven 'klimaatneutrale'
steden te willen worden. Klimaatneutraal is echter een nogal vaag
begrip. Vele processen en stoffen zijn van invloed op ons klimaat. In
de gebouwde omgeving vermijden we deze term daarom liever en is het
duidelijker om te spreken over CO2-neutraal. Een alternatieve
invalshoek met een nog hogere ambitie is energieneutraal.
Klimaatplafond
Een
klimaatplafond bestaat uit een veelal metalen
plafondconstructie waarmee verwarmings-en koelvermogen in de ruimte
wordt gebracht. Wordt met het plafond alleen gekoeld of alleen
verwarmd, dan spreekt men van een koelplafond respectievelijk
verwarmingsplafond.
Klimaatverdrag
In
1992 werd in Rio de Janeiro het zogenoemde
Raamverdrag klimaatverandering van de Verenigde Naties gesloten,
meestal aangeduid als het Klimaatverdrag. De doelstelling van dit
verdrag is: 'het stabiliseren van de concentratie van broeikasgassen in
de atmosfeer op een zodanig niveau, dat een gevaarlijke menselijke
invloed op het klimaat wordt voorkomen'. Halverwege de jaren negentig
werd duidelijk dat stabilisatie van de uitstoot van broeikasgassen
ontoereikend is om het uiteindelijke doel van het Klimaatverdrag te
realiseren. Dat heeft geleid tot het Kyoto-protocol (1997).
Kyoto-protocol
Het
Kyoto-protocol werd in 1997 opgesteld als
aanvulling op het Klimaatverdrag. In het Kyoto-protocol verbinden
industrielanden zich om de uitstoot van broeikasgassen in 2008-2012 met
gemiddeld 5% te verminderen ten opzichte van het niveau in 1990. Per
land gelden uiteenlopende reductiepercentages. De VS moeten de uitstoot
van broeikasgassen met 7% verminderen, Japan met 6% en de Europese Unie
met 8%. De Europese Unie heeft vervolgens na onderling overleg de
emissiereducties per lidstaat bepaald. Nederland heeft zich verplicht
zijn broeikasgasemissies in 2008-2012 met 6% te hebben gereduceerd ten
opzichte van 1990.
Ladder van Lansink
Voorkeursvolgorde voor de behandeling van rest-en
afvalstoffen, in 1979 ontwikkeld door het toenmalige kamerlid Lansink.
De volgorde luidt: preventie -materiaalrecycling -verbranding met
energieterugwinning -verbranding -storten.
Lagenbenadering
In de
ruimtelijke ordening wordt onderscheid gemaakt
tussen drie lagen: de ondergrond, de netwerken en de occupatie. De
ondergrond (water, bodem) wordt wel de ruimtelijke drager genoemd en is
een laag dynamisch niveau, waar veranderingen zich langzaam voltrekken.
De netwerken (alle vormen van zichtbare en onzichtbare infrastructuur)
worden aangeduid als de ruimtelijke structuur en vormen het
middeldynamische niveau; verandertijd 20-80 jaar. De occupatie bestaat
uit ruimtelijke patronen ten gevolge van menselijk gebruik, ofwel de
ruimtelijke inrichting. Dit is het hoogdynamische niveau; verandertijd
10-40 jaar. Kenmerkend voor de lagenbenadering is dat er eerst naar de
mogelijkheden en beperkingen van de onderliggende lagen wordt gekeken.
Dit heeft invloed op wat er in de hogere laag (de occupatielaag) kan
worden gedaan. Hoe lager de dynamiek, des te minder mogelijkheden er
zijn om op dit niveau in te grijpen. De grootste potentie voor het
verminderen van de milieudruk ligt op het hoogdynamische niveau.
Landelijk
Afvalbeheerplan (LAP)
Het
Landelijk afvalbeheerplan (LAP) bevat het beleid
voor het afvalbeheer in Nederland. Het LAP bestaat uit drie delen: een
algemeen beleidskader, een reeks sectorplannen voor de verschillende
afvalstromen en verwijderingswijzen en capaciteitsplannen voor
verbranden en storten. Het LAP is bedoeld voor alle afvalstoffen waarop
de Wet milieubeheer van toepassing is. Op grond van deze wet moeten
alle overheden rekening houden met het LAP. Inmiddels is LAP2 (2009
-2012) ver gevorderd in voorbereiding.
LEED
LEED:
Leadership in Energy and Environmental Design.
Het LEED Green Building Rating System werd ontwikkeld door de United
States Green Building Council (USGBC). LEED kan worden beschouwd als
het Amerikaanse equivalent van BREEAM. Het is in eerste instantie
gericht op het ontwerpen van nieuwbouw en renovaties, maar ook
bestaande gebouwen kunnen ermee worden beoordeeld. LEED heeft ten doel
om duurzame gebouwen te kunnen ontwikkelen en om een meetbare schaal te
hebben waarmee gebouwen onderling kunnen worden vergeleken. LEED
beoordeelt de ruimtelijke ontwikkeling, waterbesparing,
energiezuinigheid, materiaalkeuze en binnenklimaat. Gebouwen kunnen,
afhankelijk van hun score, een waardering krijgen als normal, bronze,
silver, gold of platinum.
Levenscyclusanalyse (LCA)
Een
methode om de milieubelasting van een materiaal
of product te berekenen, waarbij alle levensfasen van dat materiaal of
product worden meegewogen: winning van grondstoffen, transport,
productieproces, toepassing, gebruik, verwijdering en hergebruik. Er
bestaan meerdere LCA-modellen in de wereld. In Nederland wordt de
methode ontwikkeld door het Centrum voor Milieukunde te Leiden
gehanteerd. Ook in internationale kring wordt deze methode veel
toegepast. In de ISO 14040-serie zijn eisen opgenomen waaraan een
LCA-studie moet voldoen. Ook is het gebruikelijk de criteria, opgenomen
in de 'Gedragscode voor vergelijkende LCA-studies' opgesteld door de
Vereniging voor LCA's in de Bouw te volgen (onder andere het uitvoeren
van een critical review).
Levensloopbestendig bouwen
Het
zodanig bouwen van woningen dat mensen er
gedurende verschillende fasen van hun leven in kunnen (blijven) wonen.
Dit wordt bereikt door onder meer vrije indeelbaarheid en
flexibiliteit, het voldoen aan woningeisen voor senioren,
gebruiksgemak, veiligheid, toegankelijkheid en aanpasbaarheid.
Life Cycle Costing (LCC)
In
een LCC-analyse worden niet alleen de kosten van
de investering meegenomen, maar tevens de kosten van instandhouding en
soms ook voor onderhoud, vervanging en sloop. Uit voorbeelden van
duurzame oplossingen blijkt dat de LCC-kosten vaak aanzienlijk lager
zijn dan van minder duurzame oplossingen. LCC-analyses zijn vooral
productgericht. Op gebouwniveau wordt steeds vaker gesproken over Total
Cost of Ownership (TCO).
LOGO
LOGO
(Lokale gebiedstypologie-en omgevingskwaliteit
) Dit is een instrument van de DCMR Milieudienst Rijnmond om de
kwaliteit van de leefomgeving in kaart te brengen.
LTV
Afkorting voor Lage Temperatuur Verwarming. Meestal
toegepast als vloer-en wandverwarming, maar er zijn ook LTV-radiatoren
en -convectoren. Daardoor kan LTV zowel in nieuwbouw als bij renovatie
worden toegepast.
Luchtdoorlatendheid
Met
de luchtdoorlatendheid (aangeduid met qv10)
wordt bedoeld 'de luchtvolumestroom (qv) die ontstaat via de kieren en
naden die zich tussen de verschillende bouwdelen in de omhulling van
een gebouw bevinden, bij een drukverschil van 10 Pascal'.
Maatlat Duurzame Woningbouw
In de
Maatlat Duurzame Woningbouw zijn de eisen
vastgelegd waaraan nieuwbouwwoningen moeten voldoen die in aanmerking
willen komen voor een Groene hypotheek. Er zijn verplichte basiseisen
(vaste maatregelen); daarnaast moeten voldoende punten behaald worden
door het treffen van een aantal variabele maatregelen. Er is ook een
maatlat voor duurzame renovatie en herbestemming.
Materiaalrecycling
Het
opnieuw (laagwaardig) gebruiken van het
materiaal van een product in dezelfde of een andere toepassing. Indien
een product wordt hergebruikt, spreekt men van producthergebruik,
bijvoorbeeld van tegels. Van materiaalrecycling is sprake als het
materiaal van een product wordt toegepast, bijvoorbeeld betongranulaat.
De kritiek op materiaalrecycling luidt dat het gaat om 'downcycling',
materialen worden op een steeds lager niveau hergebruikt en tenslotte
toch afval. Volgens C2C moet een product zo ontworpen zijn dat alle
gebruikte materialen na gebruik een even hoogwaardig product opleveren
(upcycling in plaats van downcycling) of terugkeren als voedsel in de
natuur.
Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR)
Het
MTR wordt in beleidsstukken gedefinieerd als:
"De op basis van wetenschappelijke gegevens afgeleide norm voor een
stof die aangeeft bij welke concentratie voor ecosystemen geen nadelig
te waarderen effecten te verwachten is en tevens voor de mens geen
nadelig te waarderen effect te verwachten is." Dit begrip wordt
gebruikt om bijvoorbeeld aan te geven hoeveel van een bepaalde toxische
(giftige) of schadelijke stof in oppervlaktewater mag voorkomen om niet
een ontoelaatbaar gezondheidsrisico te lopen of negatief effect op het
milieu te cre‘ren.
Menggranulaat
Een
mengsel van betongranulaat en
metselwerkgranulaat dat tenminste 50% beton bevat.
MEP
Regeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie:
stimulering van de productie van duurzame elektriciteit in Nederland.
Met de MEP ontvangt de producent voor een periode van -in principe
-tien jaar een vast bedrag per aan het net geleverde kilowattuur (kWh)
elektriciteit'.
MER
Zie
Milieu-effectrapportage.
Metselwerkgranulaat
Gebroken steenachtig materiaal uit bouw-en
sloopafval (BSA) dat voornamelijk uit gebroken metselwerk bestaat.
Milieu-effectrapportage (MER)
In
een MER komen de milieugevolgen -gevolgen qua
geluid, lucht en verkeer, maar ook voor natuur en landschap -van de
realisatie van een ruimtelijk plan aan bod. Een MER wordt gebruikt bij
activiteiten diemogelijk belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het
milieu. Een MER is verplicht bij de bouw van onder andere
olieraffinaderijen, kerncentrales, chemische installaties en de aanleg
vanauto(snel)wegen, spoorwegen, vliegvelden, pijpleidingen voor gas of
olie en(stuw)dammen. Een MER kan in samenhang met een GES worden
gebruikt.
Milieurelevante
productinformatie (MRPI)
(Procedureel) getoetste informatie over de
milieu-aspecten van een bouwmateriaal, bouwproduct of bouwelement, die
op initiatief van de producent ofdiens vertegenwoordiger (bijvoorbeeld
de branchevereniging) via eenmilieugerichte levenscyclusanalyse is
opgesteld.
MILO
MILO
(Milieukwaliteit in de Leefomgeving) Deze
handreiking biedt een structuur voor het vaststellen van ambities
voorde milieukwaliteit van een bepaald gebied. Centraal staat de opgave
om demilieuambities af te stemmen met de functies, kenmerken en
mogelijkheden van een gebied.
MIRUP
MIRUP
(Milieu in ruimtelijke plannen) Deze
handreiking geeft tips die ertoe bijdragen dat de
verschillendebeleidsterreinen (ruimte en milieu) samen alle stappen in
de planvormingdoorlopen.
Mitigatie
Algemene betekenis: verzachting, vermindering.
Mitigatie is een veel gebruikte term in verband met het veranderende
klimaat. Bedoeld wordt dat er maatregelen worden getroffen die een
verdere klimaatverandering verminderen en -zo mogelijk -de oorzaak
wegnemen, zoals minder broeikasgassen uitstoten.
Nationaal
Bestuursakkoord Water
In de
zomer van 2003 zijn in het Nationaal
Bestuursakkoord Water door Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen
afspraken gemaakt over de aanpak van teveel water (veiligheid en
wateroverlast), te weinig water (watertekort,verdroging en verzilting),
vervuild water (waterkwaliteit en sanering vervuildewaterbodems) en
ecologisch te arm water.
Nationaal Groenfonds
In
1994 opgericht om het voor natuuruitbreiding
beschikbare overheidsgeld effectief en effici‘nt te benutten.
Voorbeelden: d.m.v. ondersteunen natuurontwikkelingsprojecten,
verplaatsing van agrarische bedrijven, steun aan Provinciaal
groenbeleid en de Fiscale Groenregeling voor milieuvriendelijke
investeringen.
Oververhitting
Het verschijnsel dat moderne,
goed ge•soleerde en luchtdichte woningen in de zomerperiode een
onaangenaam hoge binnentemperatuur bereiken en die warmteonvoldoende
kunnen kwijtraken. Bij de Zonnewoning wordt als een van de eisen
gesteld dat oververhitting wordt voorkomen. De eis is als volgt
geformuleerd: 'De temperatuuroverschrijding per verblijfsgebied boven
25¡C bedraagt maximaal 300 uren per jaar.' Oververhitting zou dan
kunnen worden gedefinieerd als de situatie dat de temperatuur in een
verblijfsgebied langer dan 300 uur per jaar boven de 25¡C komt.
Passiefhuis
'Huis' -woning of
utiliteitsgebouw -met een zeer laag energiegebruik en een goed
binnenklimaat, zowel in de winter als in de zomer, zonder traditioneel
verwarmings-of koelsysteem. •totale energievraag voor ruimteverwarming
en koeling 15 kWh/m2 gebruiksoppervlakte; •totale energievraag voor
alle huishoudelijke toepassingen, warm tapwater, ruimteverwarming en
koeling 120 kWh/m2
Passieve
zonne-energie
Benutting van zonne-straling voor
de directe verwarming van ruimten. Dit kan bijvoorbeeld door situering
van het gebouw op het zuiden of door de aanbouw van een serre. Zie ook:
zongerichte verkaveling. Een zonne-instralingsdiagram geeft informatie
over hoe hoog de zon staat op welk tijdstip van de dag, gedurende
verschillende jaargetijden.
Producthergebruik
Producthergebruik in de bouw is
het opnieuw (hoogwaardig) gebruiken van bouwproducten, zonder dat er
een extra bewerking plaatsvindt (uitgezonderd schoonmaken of kleine
reparatie). De oorsprong zal in de meeste gevallen een sloopproject
zijn, maar het kan ook gaan om restanten van bouwprojecten wegens
overcompleetheid of afgekeurde producten, bijvoorbeeld omdat de
afmetingen niet voldeden. Producthergebruik kan betekenen dat
materialen worden gebruikt voor hetzelfde doel als voorheen (sanitair,
dakpannen, raamkozijnen, deuren, etc.) of voor een alternatief doel
(oude straatstenen hergebruikt als vloerafwerking).
PV cellen
Zie Fotovolta•sche cellen.
Radon
Radon is een radioactief edelgas
dat niet is te zien, ruiken of proeven, maar wel te meten met speciale
apparatuur. Radon komt van nature voor in steenachtige materialen, de
bodem, de buitenlucht en het komt (in geringe mate) vrij bij het
verbranden van aardgas en het versproeien van water. Bouwmaterialen
bevatten ook radon, maar vertonen onderling grote verschillen; het gas
ontsnapt uit deze materialen. In gebouwen kan radon zich in de lucht
ophopen (vooral in kruipruimten), waardoor de concentratie in de
binnenlucht veelal hoger is dan buiten. Door goed ventileren daalt de
radonconcentratie.
Rapport
van de Club van Rome
Het
Rapport van de Club van Rome was getiteld:
'Grenzen aan de groei' (1972).Het schetste de situatie dat, als de
wereld op dezelfde voet zou doorgaan met energiegebruik en
grondstoffengebruik, binnen afzienbare tijd de voorraden zouden zijn
uitgeput. Per grondstof noemde het rapport een periode waarbinnen deze
zou zijn uitgeput. De Club van Rome bestond uit vooraanstaande
internationale wetenschappers. De publicatie van het Rapport bracht het
denken over de eindigheid van voorraden opde politieke agenda.
Schanskorf
Een
(meestal rechthoekig gevormde) ruimte (korf) van
gaas, gevuld met natuursteen. Wordt regelmatig toegepast als
afscheiding, grondkering, en dergelijke.
Secundaire
bouwmaterialen
Secundaire bouwmaterialen zijn gedemonteerde
materialen, veelal afkomstig uit sloopprojecten, die – op wat voor
manier dan ook – opnieuw worden gebruikt en die anders als rest-of
afvalstof verwerkt zouden worden, zoals stalen balken, houtendelen,
plaatmateriaal, montagesystemen, plafond-en wandsystemen, etc.
Secundaire
grondstoffen
Herwonnen, herbruikbare grondstoffen; stoffen
gewonnen uit eerder toegepaste grondstoffen. Ze zijn ingezameld,
gescheiden, gesorteerd, geprepareerd of bewerkt en tenslotte verwerkt.
Voorbeelden: hersmelten van metalen, 'pulpen' van oud papier, rogips,
vliegas, betongranulaat, hoogovenslakken voor de wegenbouw, etc.
Sedumdak
Sedumdaken behoren tot de vegetatiedaken; een
sedumdak is ŽŽn van de uitvoeringsmogelijkheden van een vegetatiedak.
Sedum is een soort vetplantje. Meer info in Vraag en antwoord over een
vegetatiedak.
SLOK
Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven (SLOK) Sinds
juli 2008 is de uitkering SLOK (in het dagelijks verkeer ook wel BANS2
of BANS II genoemd) geopend voor gemeenten en provincies. Met deze
uitkering levert de Rijksoverheid een bijdrage aan de
kabinetsdoelstellingen: 2 % energiebesparing per jaar, 20% duurzame
energie in 2020 en 30% reductie van broeikasgassen in 2020. Deze
doelstellingen staan beschreven in het werkprogramma Schoon &
Zuinig. De SLOK staat open voor alle (deel)gemeenten en provincies in
Nederland, dus ook voor gemeenten die eerder geen gebruik hebben
gemaakt van de BANS-subsidieregelingen.
Statiegeldregeling
Het
principe van de statiegeldregeling is dat kopers
van een bouwkavel van de gemeente een extra bedrag bovenop de
grondprijs betalen. Als de koper een bepaald aantal dubo-maatregelen
heeft getroffen krijgt hij dit bedrag (statiegeld) weer terug van de
gemeente. Toepassing van dit instrument wordt afgeraden op grond van
een uitspraak van de rechtbank van Breda van 24 mei 2007.
Stralingsprestatienorm
(SPN)
Een
berekende totale dosis die mensen jaarlijks
kunnen oplopen door in woningen of gebouwen te verblijven, gericht op
de radioactieve bronnen voortkomend uit bouwwerken. De
stralingsprestatienorm (SPN), waarvoor in 1998 een eerste model is
ontwikkeld, is nog niet omgezet in een Nederlandse Norm en dus ook niet
opgenomen in de bouwregelgeving. Bouwbranches hebben hier negatief over
geadviseerd.
Suskast
Ventilatierooster met omkasting ten behoeve van
natuurlijke ventilatie waarin geluid van buiten wordt geabsorbeerd,
zodat zowel voldoende ventilatiecapaciteit als ook afdoende
geluidwering wordt gerealiseerd.
Topkoeling
Topkoeling is het koelen van ruimten met circa
3¡ Celsius ten opzichte van de buitentemperatuur. Dit in
tegenstelling tot airconditioning waar dit circa 7¡ is. Bij
topkoeling kan de binnentemperatuur dus op zeer warme dagen boven de
25¡ uitkomen. Bij airconditioning (airco) is de binnentemperatuur
constanter; daar staat tegenover dat topkoeling energiezuiniger is dan
airco.
Total
Cost of Ownership (TCO)
Total
Cost of Ownership (TCO) is een
benaderingswijze waarbij, naast de stichtingskosten, ook gekeken wordt
naar de financi‘le gevolgen van andere gemaakte keuzes in de
ontwerpfase van gebouwen. TCO brengt de totale kosten op korte en
langere termijn in beeld om een beoogde prestatie te kunnen realiseren.
Dus niet alleen de huurprijs van een gebouw, maar ook kosten voor
energie, schoonmaakonderhoud, bouwkundig onderhoud, beveiliging,
bouwkundige aanpassingen, parkeerkosten, enzovoort. Deze
benaderingswijze komt voort uit de ICT-branche met als doel inzicht te
krijgen in de kosten-baten verhouding van automatiseringsprojecten. Met
de ontwikkeling van functioneel en duurzaam aanbesteden, waarbij steeds
meer gekeken wordt naar de economisch meest voordelige oplossing over
de levensduur van een gebouw, is TCO ook binnen de gebouwde omgeving
ge•ntroduceerd. TCO is 'stakeholder' gericht; de methode van LCC is
gericht op productniveau.
Transitie
Een
transitie is een structurele verandering van de
maatschappij, die het resultaat is van op elkaar ingrijpende en elkaar
versterkende grootschalige technologische,economische, ecologische,
sociaal-culturele en institutionele ontwikkelingen. Een transitie is
een procesinnovatie die een (deel van de) maatschappijcompleet
verandert en als vernieuwing de grenzen van organisaties overstijgt. In
termen van milieueffici‘ntie impliceert een transitie een verandering
met een factor 15 tot 20.
Trias
Ecologica
De
Trias ecolgica is een manier van denken en
handelen volgens drie stappen (ontwikkeld door BOOM en SOM-TUDelft). De
methode is bruikbaar bij het omgaan met bouwen, en materialen, energie,
water, gezondheid enzovoort. Het idee is om in-en uitstroom zoveel
mogelijk te beperken, steeds in drie stappen. IN 1. Beperk de vraag:
voorkom onnodig gebruik 2. Gebruik duurzame / eindeloze bronnen 3.
Gebruik eindige bronnen verstandig UIT 1. Voorkom afval 2. Hergebruik
afval 3. Verwerk (overig) afval verstandig.
Trias Energetica
Trias
energetica is een strategie voor zo duurzaam
mogelijke energievoorziening, ontwikkeld door TU Delft (C.
Duijvesteing) en gebaseerd op de Trias ecologica. De strategie bestaat
uit drie stappen, die je na elkaar moet zette, niet naast elkaar. Stap
1. Beperk de energievraag. Stap 2. Gebruik duurzame energiebronnen Stap
3. Gebruik eindige energiebronnen effici‘nt. Het principe van deze
trias is dat stap 1 de meest duurzame stap en stap 3 relatief de minst
duurzame.
Triple P
Triple P staat voor People -Planet
-Profit/Prosperity. De term Triple P komt voort uit het concept van de
triple bottom-line zoals uitgewerkt door John Elkington in zijn boek
Cannibals with Forks (Elkington,1998). De triple bottom-line geeft aan
dat een organisatie in haar bedrijfsvoering gelijkwaardig rekening moet
houden met de volgende drieaspecten:
•People (mensen): de
sociale
consequenties van haar handelen;
•Planet (milieu): de
ecologische
gevolgen;
•Profit (winst): de
economische rentabiliteit.
Dit is ook
bekend als maatschappelijkverantwoord ondernemen.
Voor de Wereldtop
over duurzame ontwikkeling te Johannesburg (2002) werd Profit veranderd
in Prosperity (welvaart) om naast economische winst ook de
maatschappelijke winst in de afwegingen te betrekken. De laatste jaren
is het besef gegroeid dat duurzaam bouwen zich niet alleen dient bezig
te houden met de P van Planet (milieu), maar dat de P’s van People en
Prosperity eveneens betrokken moeten worden bij het ontwikkelen van een
duurzaam gebouwde omgeving.
Tweede-huid gevel
Ook
wel: 'tweede-huid facade': een binnengevel van
dubbel glas met een buitengevel van enkel glas, gescheiden door een
luchtspouw, waarin veelal zonwering is aangebracht. De positie van de
glasbladen is net andersom als bij de klimaatgevel; een belangrijk
verschil hiermee is dat de luchtspouw bij de tweede-huid gevelrelatief
breed is (0,6 -0,8
Ook
wel: 'tweede-huid facade': een binnengevel van
dubbel glas met een buitengevel van enkel glas, gescheiden door een
luchtspouw, waarin veelal zonwering is aangebracht. De positie van de
glasbladen is net andersom als bij de klimaatgevel; een belangrijk
verschil hiermee is dat de luchtspouw bij de tweede-huid gevelrelatief
breed is (0,6 -0,8 meter). Een voordeel van een goed uitgevoerde
tweede-huid gevel is dat de spouw zorgt voor een goede drukvereffening.
Daardoor heeft regen vrijwel geen kans om bij de combinatie wind en
regen in de constructie te dringen.
Vegetatiedak
Begroeid dak, meestal uitgevoerd als 'extensief
vegetatiedak': op de dakbedekking bevindt zich een relatief dunne
substraat-laag waarin sedum-plantjes (een soort vetplantje), grassen,
mos en/of kruiden wortelen. Een tuindak of 'intensief vegetatiedak'
bestaat uit een dikke laag aarde op een waterkerende laag waarin een
vari‘teit aan planten en zelfs bomen kunnen groeien.
Vernieuwbare grondstoffen
Vernieuwbare of biotische grondstoffen worden
gedefinieerd als grondstoffen die zich binnen 100 jaar vernieuwen. Het
gaat hier om materialen waarvan het verbruik niet groter is dan wat de
natuur kan produceren. Het bekendste voorbeeld is hout; van belang
daarbij is dat het hout op duurzame wijze is geproduceerd.
Wadi
Voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een
wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de
bodem kan infiltreren. Meestal is een wadi beplant met gras of biezen.
Een wadi helpt verdroging van de bodem tegen te gaan, vormt een buffer
bij overvloedige regenval, en draagt bij aan de zuivering van het
water. Een wadi (Arabisch voor 'dal') is eigenlijk een droge
rivierbedding in een woestijn. Alleen bij hevige regenbuien vult de
rivierbedding zich met water. Meestal staat de wadi dus droog, alleen
na een regenbui staat er water in. De bodemlaag van de wadi bestaat uit
een laag grind en een buis, die bij hoge grondwaterstanden een
aanvullende drainerende functie heeft.
Warmte-/koude-opslag
(WKO)
Het
opslaan van warmte of koude ten behoeve van
respectievelijk verwarming of koeling, bijvoorbeeld van (tap)water of
een gebouw. Een systeem voor de korte termijn is bijvoorbeeld het
voorraadvat van een zonneboilersysteem. Een systeem voor langere
termijn of seizoenopslag is warmte-en koude-opslag bijvoorbeeld in een
aquifer. Sommige partijen hanteren de term
Koude-/Warmteopslag (KWO).
Warmtekrachtkoppeling (WKK)
Naast
de klassieke levering van elektriciteit en
warmte is het ook mogelijk om warmte en elektriciteit gelijktijdig
lokaal te produceren: een motor drijft een generator aan voor de
productie van elektriciteit; de vrijkomende warmte wordt gebruikt voor
verwarming. We spreken dan van warmtekrachtkoppeling of WKK. Met een
goed uitgevoerde WKK kan 10 tot 20 % energiebesparing gerealiseerd
worden. WKK is dus energiezuinig, maar is niet hetzelfde als duurzame
energie. In sommige duurzame woningbouwprojecten worden nu
kleinschalige WKK systemen toegepast; voorbeeld hiervan is de wijk
Nieuw Terbregge in Rotterdam.
Warmtepomp
Een
warmtepomp onttrekt warmte aan een bron,
bijvoorbeeld grondwater, verhoogt de temperatuur en staat die hogere
temperatuur weer af aan een ruimte. Een warmtepomp komt pas goed tot
zijn recht in combinatie met lage temperatuurverwarming, bijvoorbeeld
vloer-of wandverwarming, omdat LTV functioneert bij relatief lage
temperaturen (ca. 35 ¼C). Daardoor hoeft de warmtepomp de warmte
uit de bron (vaak 12 ¼C) niet onnodig te verhogen.
Warmteterugwinning (WTW)
WTW
is een algemeen principe waarbij de warmte van
afgevoerde lucht, water (of eventueel een ander medium) wordt
overgedragen aan verse, nog niet opgewarmde lucht ofwater. Bekende
toepassingen zijn: •toevoer-ventilatielucht die wordt opgewarmd met de
warmte uit afvoer-ventilatielucht. Daardoor wordt er minder warmte
'weggeventileerd'; per saldo kost het minder energie om het gebouw/de
woning op temperatuur te houden •warmteterugwinning uit douchewater:
koud leidingwaterwordt voorverwarmd door de warmte van het wegstromend
douchewater; daardoor kost het minder energie om het te verwarmen
•voorwarmtapwater
Warmtewand
Een
warmtewand of warmtemuur bespaart energie en is
bevorderlijk voor een gezond binnenklimaat. In de wand bevinden zich
kunststof leidingen, waar water van maximaal 50¡C doorheen
stroomt: een van de vormen van Lage Temperatuur Verwarming (LTV). De
temperatuur van de wand zelf is maximaal 30¡C. De wand geeft over
het gehele oppervlak een gelijkmatige stralingswarmte. Deze vorm van
verwarmen doet al snel behaaglijk aan, omdat er geen luchtverplaatsing
optreedt. Voor een comfortabel binnenklimaat is bovendien een minder
hoge luchttemperatuur nodig dan bij traditionele radiatoren het geval
is. De lagere luchttemperatuur brengt tevens een hogere relatieve
vochtigheid met zich mee en beperkt warmteverlies door ventilatie.
Doordat radiatoren ontbreken en er een lage aanvoertemperatuur wordt
gebruikt is er ook geen kans op verschroeid stof. De kwaliteit van het
binnenmilieu wordt hierdoor verbeterd.
Watergebruik, Beperking van
Beperking van het gebruik van drinkwater is een van
de doelstellingen van duurzaam bouwen, omdat het bereidingsproces van
schoon water steeds kostbaarder wordt. Voor dat bereidingsproces zijn
chemicali‘n nodig, maar ook energie, gebouwen en ruimte. Tweederde van
het drinkwater wordt bereid uit grondwater, dat schaarser wordt en
waardoor de grondwaterstand op veel plaatsen te laag is geworden. Naast
beperking van het watergebruik wordt de toepassing van water van
mindere (secundaire) kwaliteit gestimuleerd om drinkwater voor
hoogwaardige toepassingen te bewaren.
Toepassingen van water
van
secundaire kwaliteit zijn bijvoorbeeld:
•gebruik van hemelwater
voor
toiletspoeling;
•gebruik van gezuiverd
oppervlaktewater voor
toiletspoeling;
•gebruik van grijs water
voor toiletspoeling toepassing
van huishoudwater voor toiletspoeling, wasmachine en tuin (beperkt
mogelijk).
Waterkansenkaart
De
waterkansenkaart is een instrument om
inzichtelijk te maken waar bepaaldgebruik van de grond (woonbebouwing,
akkerbouw of droge natuur) goed, redelijkof slecht past, bezien vanuit
het belang van waterkwaliteit of -kwantiteit. Dat kan over
oppervlaktewater gaan, maar ook over grondwater of het belang
vanafvalwater(zuivering). Het is geen wettelijk instrument,
waterschappen kunnen er vrijwillig gebruik van maken. De
waterkansenkaart wordt door de waterschappen gebruikt als een soort
onderlegger in het overleg met provincies en gemeenten over
ruimtelijkeordeningsvraagstukken, zoals bij de ontwikkeling van een
watertoets.
Waterkwaliteit
Een
kwaliteitsfactor die vooral bij de stedenbouw
van belang is. De waterkwaliteit geeft de chemische en microbiologische
samenstelling van grond-en oppervlaktewater. De waterkwaliteit is een
indicatie voor de ecologische kwaliteit van een gebied en geeft de
mogelijkheid aan voor drinkwaterwinning.
Waterprestatienorm (WPN)
Rekenmethode waarmee voor een gebouw het
theoretischewaterverbruik kan worden berekend, onder een bepaald
gebruikerspatroon.
Watertoets
Toets
die bij ruimtelijke plannen moet worden
uitgevoerd om na te gaan wat degevolgen zijn voor de waterhuishouding.
Op 20 december 2002 heeft het kabinet besloten de watertoets wettelijk
verplicht te stellen bij het vaststellen van streekplannen en
gemeentelijke bestemmingsplannen.
Zongerichte verkaveling
Zongericht verkavelen is het zodanig inrichten van
een gebied dat zoveel mogelijk zonlicht op minimaal een van de gevels
valt, waardoor passieve zonne-energie optimaal benut wordt. Ook heeft
de verkaveling (deels) invloedop de mogelijkheid actieve zonne-energie
toe te passen.
Zonneboiler
Een
zonneboilersysteem zorgt ervoor dat het maken
van warm tapwaterminder energie kost. Er zijn systemen die tevens
bijdragen aan deruimteverwarming, bijvoorbeeld in combinatie met een
lage-temperatuur afgiftesysteem. Op het dak ligt een zonnecollector die
het zonlicht opvangt. De vloeistof die door de collector stroomt, wordt
door het zonlicht verwarmd. De collectorvloeistof verwarmt het
leidingwater in een opslagvat op zolder. Het leidingwater uit het
voorraadvat wordt op weg naar de kraan door een naverwarmer (meestal
een cv-ketel) op de juiste temperatuur gebracht.
Zonnecollector
Zie:
Zonneboiler.
Zonnepaneel
Paneel met PV-cellen; wekt elektriciteit op. Meer
info zie: Fotovoltaische cellen.
Zonnestroom
Zie:
Fotovoltaische cellen
Zwart water
Zwart
water is afvalwater verontreinigd met
faecaliën, dus afkomstig van toilet. Na enige tijd kleurt dit
water
zwart van kleur. Zie ook grijs water.
bron: Ministerie van
Wonen, Wijken en Integratie, Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Architecten-bureau
voor energie ontwerp, architectuur en stedenbouw, amersfoort.
Woningbouwprojecten,
ecologisch/ energetische projecten.
Opdrachtgevers:
professionele ontwikkelaars,
bouwbedrijven, woningcorporaties, particulieren, gemeenten
Architects
Office in Holland, Sustainable Building, Energy Conservation, Ecologic
Architecture
|